- vol
- {{vol}}{{/term}}1 〈bijvoeglijk naamwoord〉 plein (de) ⇒ 〈m.b.t. parking, camping, hotel e.d.〉complet 〈v.: complète〉 〈bijwoord〉 pleinement♦voorbeelden:1 in het volle (dag)licht • en pleine lumièreeen volle dagtaak • toute une journée de travail〈figuurlijk〉 hij zit vol gekheid • il a toujours le mot pour rire〈figuurlijk〉 dagen vol (van) kommer • des journées remplies de tristessede maan is vol • c'est la pleine luneeen huis vol mensen • une maison pleine de gensde tram is vol • le tram est bondéeen vol uur • une heure entièreeen volle zaal • une salle comblezijn zakken vol geld hebben • avoir de l'argent plein les pochesvol en zat zijn • être pleinzich vol eten • manger à satiété〈figuurlijk〉 de hele stad is er vol van • on ne parle que de çade tafel ligt vol boeken • la table est couverte de livresde kranten staan er vol van • les journaux ne tarissent pas là-dessusvol stoppen • bourrerhet was er vol • il y avait beaucoup de mondeik zit vol • je suis gavévol zitten met • être couvert deten volle • pleinement〈figuurlijk〉 vol van iets zijn • être obsédé par qc.iemand voor vol aanzien • prendre qn. au sérieux→ {{link=recht}}recht{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.